Geschiedenis van dementie

De term dementie verwijst naar een aantal hersenziekten die ervoor zorgen dat de patiënt een verminderd denkvermogen heeft en leidt tot een afname van de kwaliteit van leven. Processen zoals geheugen, besluitvorming en gezichtsherkenning worden vaak beïnvloed. Er is geen remedie omdat het optreedt als gevolg van de degeneratie van hersenweefsel die onherstelbaar is.

De geregistreerde geschiedenis van de ziekte gaat ver terug, tenminste tot de tijd van de oude Grieken, waar de ziekte in 7 v.Chr. door Pythagoras werd genoemd. Hij beschreef het als een terugkeer naar de kindertijd, vanwege het verlies van onafhankelijkheid en rationeel denken. De oude Grieken beschouwden het als een onvermijdelijke toestand van ouderen, maar dit wordt tegenwoordig niet als juist beschouwd.

Op een recenter punt in de geschiedenis gebruikten de Victorianen de term 'seniele dementie' omdat ze geloofden dat dit niet alleen bij ouderen voorkomt; het woord 'seniel' verschijnt voor psychische aandoeningen om aan te geven dat het een aandoening is die bij ouderen voorkomt. Ze dachten dat de ziekte ook bij jongere mensen zou kunnen voorkomen en veroorzaakt zou kunnen worden door shock of mentale uitputting. Het werd beschouwd als een vorm van ongeneeslijke, progressieve waanzin. Ze werden behandeld in gekkenhuizen en stonden bekend als 'gekken', wat in die tijd een juridische term was om mensen te definiëren die in gekkenhuizen zaten en die vaak in de volkstelling voorkwam.

Het eigenlijke woord 'dementie' werd in de 17e eeuw bedacht door een Franse arts genaamd Dr. Philippe Pinel, die de term 'dementie' gebruikte waarmee een patiënt werd beschreven die blijk gaf van incoherentie in haar mentale vermogens. Ze kon zich niet herinneren hoe ze alledaagse gebruiksvoorwerpen moest gebruiken en was vergeten hoe ze moest praten. Na haar dood onderzocht hij haar hersenen en ontdekte dat de weefsels gekrompen waren en vol vocht zaten.

In Duitsland identificeerde een arts aan het begin van de 20e eeuw een ziekte toen hij de hersenen van een andere patiënt ontleedde en ontdekte dat ze laesies (littekenweefsel) had in bepaalde delen van de hersenen; deze ziekte werd bekend als de ziekte van Alzheimer, naar de arts die de ziekte identificeerde. Er werd echter gedacht dat het een zeldzame ziekte van middelbare leeftijd was en pas in de jaren zeventig in verband werd gebracht met seniele dementie. Het was op dit punt in de geschiedenis dat professionals in de geestelijke gezondheidszorg zich realiseerden dat de ziekte van Alzheimer een van de belangrijkste doodsoorzaken is, maar werd niet vermeld op de overlijdensakten.

Nu wordt aangenomen dat de ziekte van Alzheimer verantwoordelijk is voor meer dan 60% van alle gevallen van dementie. Het wordt niet langer alleen als een ouderdomsziekte beschouwd, maar wordt ook bij jongere patiënten onderkend. Deskundigen suggereren dat mentaal actief blijven, zoals lezen en puzzelen, het ontstaan ​​van deze aandoening kan helpen voorkomen of vertragen.